Oudere honden veranderen langzaam — niet alleen van tempo, maar ook van binnenuit. Hun spieren vragen meer eiwit, hun darmen worden gevoeliger en het herstel na inspanning duurt wat langer. Veel baasjes voelen dat instinctief aan, maar de vraag blijft: hoe vertaal je dat naar voeding?
Jarenlang ging het gesprek over wat beter is: brokken of verse voeding. Tot nu toe bleef dat grotendeels een kwestie van overtuiging, want harde data ontbraken. Maar in 2025 kwam daar verandering in. Onderzoekers van Cornell University volgden een groep oude Alaskan sled dogs een jaar lang om te zien wat er in hun lichaam gebeurt als je de voerbak vult met verse, lichtgekookte maaltijden in plaats van de gebruikelijke brokken. Wat ze vonden, was geen klein verschil, maar een complete verschuiving in de stofwisseling van deze honden.
Wat er in hun bloed veranderde
De onderzoekers analyseerden het bloed van 22 gezonde sledehonden van boven de twaalf jaar. De helft bleef hun gewone brok eten, de andere helft kreeg complete, verse maaltijden met vlees, vis, groenten en wat chiazaad. Al na een maand bleek het bloed van de verse groep nauwelijks meer te lijken op dat van hun brok-etende collega’s.
Hun lichamen schakelden over op vetverbranding: vetzuren en ketonlichamen namen toe, suikers daalden. Eiwitten werden efficiënter benut, en in het bloed verschenen hogere concentraties van natuurlijke beschermstoffen zoals carnosine, anserine en ergothioneïne — antioxidanten die vooral in vlees en orgaanvlees voorkomen. Tegelijkertijd daalden de concentraties van zogenaamde AGE’s, afbraakproducten die ontstaan bij verhitting en worden gelinkt aan veroudering en ontsteking. Zelfs de omega-3-status steeg, dankzij de visolie en ALA uit chia.
Wat opviel: het lichaam van deze honden reageerde razendsnel. Binnen dertig dagen was de metabole verschuiving compleet, en het nieuwe evenwicht bleef stabiel tot het einde van het jaar. Alsof hun stofwisseling een rustigere, efficiëntere stand vond.
Waarom de manier van verwerken zoveel uitmaakt
Dat verschil komt niet alleen door ingrediënten, maar ook door temperatuur. Brokken worden bij meer dan 130 graden geëxtrudeerd — praktisch voor houdbaarheid, maar funest voor sommige aminozuren. Daarbij ontstaan Maillard-reacties: suikers die zich binden aan eiwitten en AGE’s vormen. Die stoffen zijn niet “gif”, maar ze verhogen wel de ontstekingsdruk in het lichaam. Verse, lichtgekookte maaltijden vermijden dat grotendeels.
Het verklaart waarom de bloedwaarden bij de verse groep richting “minder suikerstress, meer vetverbranding” gingen. Het lichaam krijgt simpelweg andere brandstof én minder hitte-gerelateerde restproducten te verwerken.
Voor oudere honden kan dat net het verschil maken tussen sluimerende ontsteking en rustiger herstel. Maar de nuance is belangrijk: een goede brok is niet per definitie slecht, en een verse maaltijd is niet automatisch compleet. Wat telt, is wat er werkelijk in de bak ligt — en wat het lichaam ermee kan.
De genetische factor: sledehonden en zetmeel
Hier wordt het verhaal pas echt interessant. De honden in deze studie waren geen willekeurige huishonden, maar Alaskan sled dogs — een werkpopulatie met een genetisch verleden dat teruggaat tot de poolcirkel. En daar ligt een evolutionaire twist: deze honden hebben doorgaans minder kopieën van het AMY2B-gen, dat codeert voor het enzym amylase. Dat enzym breekt zetmeel af.
De meeste moderne honden hebben dat gen juist in meervoud ontwikkeld toen ze samen met mensen graanresten begonnen te eten. Maar Arctische populaties deden daar nauwelijks aan mee. Studies van onder andere Science en Nature Ecology & Evolution tonen dat zowel oude Siberische sledehonden als moderne Alaskans nog steeds het “wolven-achtige” genprofiel hebben: weinig amylase, weinig MGAM-activiteit (dat tweede enzym dat zetmeel omzet) en een metabolisme dat beter draait op vetten en eiwitten dan op granen.
Dat past bij hun traditionele dieet. Eeuwenlang leefden sledehonden op een menu van zeehond, vis, kariboe en walrus — veel vet, veel eiwit, nauwelijks zetmeel. De microbiota en enzymhuishouding van zulke honden lijken daardoor ook anders te reageren op koolhydraatrijke voeding. Een brok waarin ruim een derde van de calorieën uit zetmeel komt, ligt dan simpelweg buiten hun natuurlijke range.
Maar — en hier komt de wetenschappelijke nuance — “sledehond” is geen ras, maar een functionele mix. Binnen één team kan de genetische variatie groot zijn. Sommige honden hebben wél meer amylasekopieën en kunnen zetmeel goed verteren. Bovendien: zetmeel is niet automatisch “slecht”. Voor sportieve honden in training kan het juist een bruikbare, snelle energiebron zijn, mits goed bereid. Vertering draait niet om genetica alleen, maar ook om verwerkingsgraad, microbiota, trainingsniveau en vetzuurbalans.
Toch blijft het opvallend hoe logisch de resultaten van dit onderzoek in dat genetische plaatje passen. Een voeding met weinig zetmeel, veel hoogwaardige vetten en eiwitten sluit simpelweg beter aan bij de fysiologie van veel sledehonden. Hun bloed reageerde er meteen op — minder suikergerelateerde stress, meer vetverbranding, stabielere energie.
Wat kunnen we daaruit leren?
Wat voor deze sledehonden geldt, vertelt ons iets groters over honden in het algemeen. Niet elk dier is even goed aangepast aan hetzelfde voedingsprofiel. De moderne brok is ooit ontworpen voor gemak, houdbaarheid en uniforme samenstelling — niet per se voor metabole finesse.
De studie van Cornell laat zien dat het lichaam van een hond binnen weken merkbaar anders functioneert op voeding die minder bewerkt is en waarin vetten en eiwitten de hoofdrol spelen. Dat betekent niet dat iedereen nu zijn brokken moet weggooien. Wel dat we moeten beseffen dat bewerking, vetzuurbalans en zetmeelfractie allemaal meetbare invloed hebben op de stofwisseling, zeker bij oudere dieren.
Een senior hond profiteert van goed opneembare eiwitten, voldoende vetten van hoge kwaliteit en een beperkte hoeveelheid makkelijk verteerbaar zetmeel. Voeg daar een beetje omega-3 aan toe, liefst in natuurlijke triglyceride-vorm, en je bouwt een rantsoen dat het lichaam minder belast. Of dat nu via verse complete maaltijden, zacht gestoomde porties of een combinatie met kwalitatieve brok gebeurt — het gaat om het evenwicht.
Reflectie: ouder worden in balans
Wat mij raakt aan deze studie is niet het verschil tussen soorten voedingen, maar wat het laat zien over het aanpassingsvermogen van het lichaam. Zelfs bij honden van twaalf jaar en ouder verandert het metabolisme nog binnen weken als je de voeding aanpast. Dat betekent dat het nooit te laat is om bij te sturen.
Oud worden is geen ziekte, maar een proces van vertragen. En juist dan kan een rustigere, minder bewerkte voeding een groot verschil maken in energie, herstel en levenskwaliteit. Niet door magie, maar door biologie: minder hitteproducten, stabielere bloedsuiker, betere vetzuurbalans.
De kunst is om het nuchter te houden. Vers is geen wondermiddel, brok is geen boosdoener. Wat telt, is dat je hond voeding krijgt die past bij zijn leeftijd, zijn genen en zijn leefstijl — en dat je de tijd neemt om te zien wat dat met hem doet.
Primaire bron
De hoofdpublicatie waarop het artikel is gebaseerd.
Yamka, R., Sires, R., Wakshlag, J., & Huson, H. J. (2025). Serum metabolomics of senior dogs fed a fresh, human-grade food or an extruded kibble diet. Metabolites, 15(10), 676. https://doi.org/10.3390/metabo15100676
Secundaire bronnen (ondersteunend en contextueel)
Gebruik ter verdieping van genetische, fysiologische en voedingskundige context.
Arendt, M., Cairns, K. M., Ballard, J. W. O., Savolainen, P., & Axelsson, E. (2016). Variation in AMY2B copy number and its influence on starch digestion in dogs. Animal Genetics, 47(5), 579–587. https://doi.org/10.1111/age.12453
Axelsson, E., Ratnakumar, A., Arendt, M. L., Maqbool, K., Webster, M. T., Perloski, M., Liberg, O., Arnemo, J. M., Hedhammar, Å., & Lindblad-Toh, K. (2013). The genomic signature of dog domestication reveals adaptation to a starch-rich diet. Nature, 495(7441), 360–364. https://doi.org/10.1038/nature11837
Bergström, A., Frantz, L. A. F., Schmidt, R., Ersmark, E., Lebrasseur, O., Girdland-Flink, L., ... & Pinhasi, R. (2020). Origins and genetic legacy of prehistoric dogs. Science, 370(6516), 557–564. https://doi.org/10.1126/science.aba9572
Jackson, M. I. (2022). Macronutrient proportions and fat type impact ketogenicity and shape the circulating lipidome in dogs. Metabolites, 12(7), 591. https://doi.org/10.3390/metabo12070591
Ninomiya, K., Yoshida, K., Suzuki, Y., & Nishida, K. (2021). Functional genomics of sled dogs: Retention of ancestral metabolic traits. Nature Ecology & Evolution, 5(8), 1189–1198. https://doi.org/10.1038/s41559-021-01480-7
Oba, P. M., Hwisa, N., Huang, X., Cadwallader, K. R., & Swanson, K. S. (2022). Nutrient and Maillard reaction product concentrations of commercially available pet foods and treats. Journal of Animal Science, 100(11), skac305. https://doi.org/10.1093/jas/skac305
Salis, A. T., Côté, N. M., & Friesen, T. M. (2024). Isotopic evidence for marine-based diets of Arctic sled dogs. Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences, 291(20240712). https://doi.org/10.1098/rspb.2024.0712
Tavener, S. K., Jackson, M. I., & Panickar, K. S. (2024). Immune-modulating effects of low-carbohydrate ketogenic foods in healthy canines. Current Developments in Nutrition, 8(102128). https://doi.org/10.1016/j.cdnut.2024.102128
van Rooijen, C., Bosch, G., van der Poel, A. F. B., & Hendriks, W. H. (2014). Quantitation of Maillard reaction products in commercially available pet foods. Journal of Agricultural and Food Chemistry, 62(38), 8883–8891. https://doi.org/10.1021/jf502064h