Overslaan naar inhoud

Pancreatitis bij honden – een ontsteking met veel gezichten

Een kleine klier met grote invloed op de gezondheid van je hond.

Pancreatitis – ofwel een ontsteking van de alvleesklier – is een aandoening die zich vaak onvoorspelbaar gedraagt. Soms verloopt ze mild en herstelt de hond snel, maar bij andere dieren kan het levensbedreigend worden. In de meeste gevallen blijft de oorzaak onbekend.

De alvleesklier (pancreas) ligt tussen de maag en de dunne darm. Ze produceert enzymen die vetten, eiwitten en koolhydraten helpen verteren, en hormonen die de bloedsuikerspiegel reguleren. Wanneer die enzymen al actief worden ín de klier, ontstaat er een vorm van zelfvertering. Dat leidt tot ontsteking, pijn en soms schade aan andere organen.

Hoe herken je pancreatitis?

De klachten kunnen subtiel zijn. Sommige honden zijn alleen wat sloom of eten minder, anderen worden plotseling ernstig ziek. Vaak zie je een combinatie van misselijkheid, braken, buikpijn, koorts of diarree. Bij ernstige vormen kan de hond in shock raken of orgaanfalen ontwikkelen. Een opvallende houding – de voorpoten gestrekt naar voren en de achterhand omhoog (‘gebedshouding’) – kan wijzen op buikpijn.

Diagnose

Omdat de symptomen weinig specifiek zijn, combineert de dierenarts lichamelijk onderzoek met beeldvorming en bloedonderzoek. Een echo of röntgen helpt om andere oorzaken uit te sluiten en de alvleesklier te beoordelen.

Bloedonderzoek geeft aanvullende informatie. De standaardenzymen amylase en lipase zijn niet erg betrouwbaar, omdat ze ook veranderen bij lever-, nier- of tumorproblemen. Alleen sterk verhoogde waarden hebben betekenis. Veel specifieker is de pancreasspecifieke lipase (Spec cPL): een immunologische test die bij honden als gouden standaard geldt. Een negatieve uitslag maakt pancreatitis vrijwel uitgesloten; een positieve bevestigt de verdenking.

Mogelijke oorzaken en risicofactoren

Bij de meeste honden wordt geen duidelijke oorzaak gevonden – we spreken dan van een idiopathische pancreatitis. Toch zien dierenartsen dat bepaalde omstandigheden het risico verhogen. Honden met overgewicht, diabetes, Cushing of hypothyreoïdie zijn gevoeliger, net als honden die plotseling een vetrijke maaltijd krijgen. 
Sommige rassen, zoals de Boxer, Collie, Yorkshire Terrier en Dwergschnauzer, lijken er vatbaarder voor. Ook bepaalde medicijnen (zoals diuretica, tetracyclines of sommige ontstekingsremmers) kunnen een rol spelen. Infecties door parasieten of protozoa komen zelden voor.

Belangrijk is de nuance: een vetrijke maaltijd kan een aanval uitlokken bij een gevoelige hond, maar is zelden de enige oorzaak. De meerderheid van de gevallen blijft idiopathisch.

Behandeling

Omdat de oorzaak vaak niet duidelijk is, richt de therapie zich op het verlichten van de symptomen en het ondersteunen van het herstel. De dierenarts zal vooral pijn bestrijden, braken onderdrukken en via infusies zorgen dat de hond goed gehydrateerd blijft. Antibiotica worden alleen gegeven als daar een specifieke aanleiding voor is.

Sommige specialisten overwegen bij acute pancreatitis een korte proef met orale pancreasenzymen als aanvullende pijnmaatregel. Het idee hierachter komt uit humane literatuur: exogene enzymen kunnen via een feedbackmechanisme de endogene pancreassecretie remmen, wat bij een deel van de patiënten pijn vermindert. Voor honden is het bewijs nog beperkt en niet eenduidig; het is geen standaardtherapie en vervangt nooit reguliere pijnstilling. Als het wordt ingezet, gebeurt dit uitsluitend onder regie van de dierenarts, met aandacht voor dosering, toedieningsvorm en evaluatie van effect en tolerantie.

Omdat de oorzaak vaak niet duidelijk is, richt de therapie zich op het verlichten van de symptomen en het ondersteunen van het herstel. De dierenarts zal vooral pijn bestrijden, braken onderdrukken en via infusies zorgen dat de hond goed gehydrateerd blijft. Antibiotica worden alleen gegeven als daar een specifieke aanleiding voor is.

Lang werd gedacht dat vasten de alvleesklier rust gaf. Inmiddels weten we dat langdurig niet voeren averechts werkt: na 24 uur zonder voedsel verzwakt de darmbarrière, wat herstel juist vertraagt. Zodra de hond niet meer braakt, is het daarom beter om weer kleine beetjes te voeren – eventueel via een sonde als eten nog niet lukt.

Voeding tijdens en na herstel

Voeding speelt een centrale rol in het herstel. De alvleesklier moet kunnen werken zonder overbelasting, en dat lukt met licht verteerbare, vetarme maaltijden. Een veilige richtlijn is minder dan 20 gram vet per 1.000 kcal, wat voor een hond van 15 kilo neerkomt op ongeveer 14 tot 18 gram vet per dag.

Vet op droge-stofbasis: zo reken je het etiket om

Op blik- of verse voeding staat het vetgehalte meestal as fed (inclusief vocht). Voor een eerlijke vergelijking reken je eerst naar droge stof (DS):

  1. %DS = 100 − %vocht
  2. Vet% op DS = (vet% as fed ÷ %DS) × 100
    Optioneel: gram vet per 100 kcal = (gram vet per 100 g) ÷ (kcal per 100 g / 100).

Praktijktip: als de dierenarts adviseert om voeding te geven met maximaal 10% vet op droge-stofbasis, dan kun je dat snel vertalen zonder te rekenen. Voor natvoeding komt dit overeen met ongeveer 2–3% vet op het etiket, en voor droogvoer met 8–9% vet.   
Als het gewenste vetgehalte maximaal 15% op droge-stofbasis mag zijn, dan komt dat neer op ongeveer 3–4,5% vet in natvoeding en rond 13% in droogvoer..
Handig om te onthouden als je even geen calculator bij de hand hebt.


Voorbeeld 1 – SPECIFIC Digestive Support Low Fat CIW-LF (natvoer)
  • Per 100 g product: water 70,2 g, vet 2,1 g, energie 457 kJ.
  • Stap 1: %DS = 100 − 70,2 = 29,8%.
  • Stap 2: Vet% op DS = 2,1 ÷ 29,8 × 100 = ≈ 7,1% DS.
  • Energie 457 kJ = ≈ 109 kcal per 100 g≈ 1,9 g vet per 100 kcal.
Voorbeeld 2 – Terra Canis Low Fat Diet Eend (natvoer)
  • Per 100 g product: vocht 84,2%, vet 1,1%, energie 220 kJ.
  • Stap 1: %DS = 100 − 84,2 = 15,8%.
  • Stap 2: Vet% op DS = 1,1 ÷ 15,8 × 100 = ≈ 7,0% DS.
  • Energie 220 kJ = ≈ 52,6 kcal per 100 g≈ 2,1 g vet per 100 kcal.
Voorbeeld 3 – Royal Canin Gastrointestinal Low Fat (droogvoer)
  • Vet 7,0%, vocht gemiddeld 8–10%.
  • Stap 1: %DS = 100 − 9 = 91%.
  • Stap 2: Vet% op DS = 7,0 ÷ 91 × 100 = ≈ 7,7% DS.
  • Energie-inhoud: ongeveer 3.450 kcal/kg (345 kcal/100 g).
  • Vet per 100 kcal = (7 g ÷ 3,45) = ≈ 2,0 g vet per 100 kcal.
Interpretatie

Alle drie voedingen vallen in de categorie vetarm en leveren rond 2 g vet per 100 kcal, wat past bij een conservatieve richtlijn van < 20 g vet per 1.000 kcal bij honden met of herstellend van pancreatitis.

Opmerking: hoewel dierenartsen vaak een droogvoeding adviseren om praktische redenen, heeft natvoeding bij honden met pancreatitis meestal mijn voorkeur. Het is lichter verteerbaar en levert extra vocht, wat belangrijk is bij honden die minder drinken of sneller uitdrogen.

Het vetgehalte vertelt niet het hele verhaal; ook de verteerbaarheid is cruciaal. Hoe beter de voeding verteerbaar is, hoe minder werk de maag, darmen en alvleesklier hoeven te doen. Kies daarom voor goed verteerbare koolhydraten, zoals goed gaargekookte rijst of zacht gestoofde knolgroenten, met een laag vezelgehalte. Vermijd rauwe, vezelrijke of peulvruchtachtige ingrediënten die extra verteringsinspanning vragen. 
Mager spiervlees, magere zuivel (zoals kwark of hüttenkäse) en licht gekookte groenten zijn geschikt. Laat vlees met veel bindweefsel, rauwe botten en vetrijke delen liever achterwege.
Een overmaat aan eiwit kan de alvleesklier extra prikkelen; een gematigd eiwitniveau past beter bij herstel.

Kleine, frequente maaltijden werken het best: drie tot vier keer per dag kleine porties. Zo blijft de spijsvertering stabiel en wordt de alvleesklier niet overbelast.

Hygiëne is belangrijk, zeker bij zieke honden. Gebruik vlees van hoge kwaliteit en bereid het bij voorkeur gaar in plaats van rauw.

In de spreekkamer

In een ideale spreekkamer zou de dierenarts zeggen: 
“De alvleesklier heeft rust nodig – niet door te vasten, maar door slim te voeren.”

En dat is precies de aanpak die we in de praktijk ook kunnen volgen: vetarm, licht verteerbaar en afgestemd op het hersteltempo van de hond.


Wat je als eigenaar kunt onthouden

Pancreatitis is een complexe aandoening met veel gezichten. De meeste gevallen hebben geen aanwijsbare oorzaak, maar risicofactoren als overgewicht, stofwisselingsziekten en plotselinge vetbelasting spelen vaak mee. Honden herstellen het best met regelmatige, vetarme en licht verteerbare maaltijden. Let op signalen als braken, sloomheid of buikpijn en neem bij twijfel contact op met de dierenarts.

Kort samengevat: geen paniek, wel alertheid. Met de juiste voeding en zorg kan de alvleesklier verrassend goed herstellen.

De inhoud van dit artikel is bedoeld als algemene informatie en vervangt geen bezoek aan de dierenarts. Voedingsadvies bij gezondheidsproblemen is uitsluitend ondersteunend en wordt altijd afgestemd in overleg met de behandelend dierenarts.

De gevoelige maag bij de hond
Als eten geen vanzelfsprekendheid meer is.